Het eerste jaar Dik Voormekaar
Tekst & interviews: Jelle Boonstra
Het klikte meteen op de dag dat André van Duin (24) en Ferry de Groot (23) elkaar voor het eerst ontmoetten. De chemie was goed, dat voelden ze allebei. André was komiek, grappenmaker en zanger en begon wat door te breken in het land. Ferry de Groot werkte als geluidstechnicus bij Radio Noordzee, de zender waar André spoedig programma’s zou gaan maken, en had in het bedrijf de reputatie als liefhebber van practical jokes en leuke montages. Het was december 1972 en ze kregen drie weken tijd om iets leuks te bedenken, want op 7 januari zou de eerste uitzending van André ‘eruit gaan’, zoals het bij Noordzee heette.
Radio Noordzee zat op een schip. Het was nog lang voor de dagen dat commerciële zenders een vergunning konden krijgen om aan land uit te zenden. Maar als je een schip net buiten de territoriale wateren verankerde, met een sterke zender en een hoge antenne, had je met nationale wetten niets te maken. Ook de omroepwet gold buitengaats niet meer, al kon je vanaf het dek Scheveningen met de boulevard en auto’s en viskramen duidelijk zien. Het schip zelf sprak tot de verbeelding: met een dazzle painting in fel rood, geel en groen.
Sinds maart 1971 zond Noordzee in het Nederlands vanaf het schip uit. Veel programma’s werden evenwel aan land opgenomen, op een onwaarschijnlijke plek: een sjieke buitenplaats in Naarden. Noordzee was een dochteronderneming van Strengholt, al sinds 1926 uitgeverij van boeken, en nu vooral actief in de muziekrechten. Miljoenen gingen er om en Noordzee was een prachtige manier om muziek aan de man te brengen, waarvan ze zelf de auteursrechten bezaten. Nog maar veertien maanden eerder was Strengholt in deze ‘Hofstede Oud-Bussem’ getrokken, met de grootste rietgedekte kap van het land – zoals ze met trots in de folder schreven – en 65 schilderijen uit de Gouden Eeuw in de wandelgangen. Hier zat geld en niet een beetje ook.
Noordzee zat in een dip, naar de programma’s op zondagmorgen luisterde eigenlijk geen hond. Het was ook wat oubollig, want Willy en
Willeke Alberti deden er een uurtje en Piet Römer ook. Goede bekenden van de directeur van Noordzee, John de Mol sr. (42). Die stamde uit een beroemde artiestenfamilie. Zijn vader had voor de oorlog een befaamd orkest gehad, en ook grootvader De Mol zat al in de muziek. John de Mol had een zoon, John jr., die later nogal bekend zou worden, net als z’n dochter Linda. Zijn kleinzoon Johnny zou bovendien de exponent worden van de vijfde generatie beroemde Mollen op een rij. Zelf was de Noordzee-directeur in de beginjaren ‘60 een populair zanger geweest, hij verwierf zelfs de bijnaam ‘Nederlandse Frank Sinatra’. Op zondagmorgen sliepen de jongeren in Nederland uit van een woeste zater
dagavond, de zondagochtend programma’s op de zender waren daarom gericht op een ouder publiek. Dat deden ze op Veronica ook, daar zat Frans Nienhuys – zelf ook al bejaard. Maar er mocht best wat gekruider en programmaleider Tony Berk legde op een programma- meeting dus de lp ‘André van Duin’ op tafel, die net de zomer ervoor was uitgekomen. Er stonden leuke sketches op en het nummer Angelique erop was zelfs even een hitje geweest in de Top 50 van Noordzee. “Die gozer heeft talent”, zei Berk. André werd gevraagd om een uurtje in de week te komen doen. Een ideetje was er al. Op de lp stond immers het nummer ‘Disk(mes)jokkie’, waarin een dj op overspannen toon de ‘Abominabele donderdagmiddag Gebeurtenis’ presenteerde, ‘op de 2324 meter’. Nog eventjes vertalen naar de zondag dan en klaar was het!
De cultuur van dj’s en hitparades was tamelijk dominant aan het worden in Nederland, en Van Duin nam de maniertjes en het jargon met plezier op de korrel. Met genoegen kijkt hij op de tijd terug in z’n huis aan de Keizersgracht in Amsterdam: “Je had bijvoorbeeld de Hugo van Gelderen show bij de TROS. Het heette allemaal show toen. Je had de flipflap show, een show dit, een showtje dat. Alleen was het natuurlijk helemaal geen show, het was gewoon een vent die wat plaatjes zat te draaien. Er zat nauwelijks informatie in zo’n programma. Nou ja: hier komen Corrie en de Rekels. En verder hoorde je wat er zoal in de studio gebeurde bij Van Gelderen. Toen had je nog platenpluggers, die kwamen allemaal binnen en hadden al precies zo’n gemakkelijke stijl in de omgang: hé joh, ik zie je vanavond in de kroeg en zo – die sfeer. Die mensen zaten plaatjes te draaien in een soort gezelligheidsvereniging met termen als héé maatjooo. Hahahohooo.” Dat was geinig genoeg van zichzelf, daar kon je wel wat mee.”
Ferry de Groot keek tegen André op, zegt hij nu eerlijk: “Die was nogal beroemd. En had een eigen Mercedes”. Ferry was een enorme radiofan, hij was als technicus begonnen bij de huisomroep van het Sint Lucas Andreas ziekenhuis in Amsterdam. Daar zaten ook Hans Hogendoorn (de latere NOS-stem van Radio 1), Leo van der Goot, Nico Steenbergen en zij waren met z’n allen van deze kweekvijver voor nieuw talent verkast naar Radio Noordzee. De Groot had zichzelf al berucht weten te maken bij de directie. Een keertje had hij alle apparatuur verstopt uit één van de drie opnamestudio’s, die Noordzee in de Hofstede had laten bouwen. President-directeur Guus Jansen stond voor paal toen hij gasten trots zo’n studio wilde laten zien. Leeg! Het was natuurlijk een boel gesjouw geweest – maar dan had ook wat. En er ging een legendarisch verhaal in het rond, dat hij zijn kerstpakket bij de Jansen met een steekwagentje was komen halen. Uit protest, omdat het pakket bij het rijke Strengholt elk jaar zo miezerig was.
Informeel – dat was het bij Noordzee in elk geval ook. Ferry had de schaar en het plakband voor het monteren van banden in de akoestische wand van zijn studio gestoken. “Dat was aan André goed besteed, die was de ernst van de omroep gewend – en hier ging het er allemaal heel losjes aan toe”. In de donkerbruine Mercedes van André reden ze wat in ’t Gooi rond, want ze moesten wat bedenken. Voorin de auto stond een portable bandrecordertje van Uher dat Noordzee welwillend had gekocht voor de nieuwe programmamaker: “Eén van de eerste dingen die we deden was een interview met een koe – die aan de andere kant van het prikkeldraad stond bij de Hofstede, want de omgeving van was in die jaren nog buitengewoon landelijk.” Piet Konijn werd bedacht als typetje (die ook na een paar uitzendingen al van het toneel verdween en pas in 2009 een rentree zou maken in de tv-versie van Dik Voormekaar). “Dat was een reparateur, een soort wegenwacht die banden ging verwisselen”, zegt André. “Onderweg gingen we dat ook echt doen, dan zette je de microfoon klaar en had je er gelijk alle geluiden erbij, het gesleutel en het verkeer dat langs raasde en zo”. Gewoon wat losse opnamen, waren het – “om later te gebruiken.”
De programmaleiding had Van Duin gevraagd om op de 220 meter ‘net zoiets te doen als op de lp’: een plaatje en een praatje, ‘n plaatje en dan een mopje’. Van Duin doopte het programma de ‘Abominabele Top 2000’. “Dat was gewoon een naam”, zegt hij. ‘Niet de bedoeling om er echt ook een toplijst van te maken. Het had evengoed de André van Duin show kunnen heten. Maar alles heette dus al show en je had bovendien overal hitparades die allemaal top en geweldig waren – om dat een beetje te overtreffen werd het de Top 2000.”
De andere dj’s van Noordzee hadden hooggespannen verwachtingen van de nieuwkomer. Van Duin was immers écht leuk. In 1964 had hij de finale gewonnen van Nieuwe Oogst, een talentenjacht op televisie van de AVRO. Als 16-jarige stond hij in het voorprogramma van het beruchte Stonesconcert in het Haagse Kurhaus met zijn idiote bandparodie. Iedereen werd uitgefloten, maar hij bleef recht overeind – een prestatie van formaat. Tijdens het beruchte Stonesconcert van 1964 werd alles nog geen kwartier later in elkaar gemept.
Nico Steenbergen was één van die dj’s bij Noordzee, die z’n nieuwsgierigheid maar nauwelijks bedwingen kon toen het nieuwe programma begon. “Ik kwam kijken in de studio, het was een beetje raar. Ze zaten er maar, een structuur hadden ze niet en ideeën eigenlijk evenmin. Angstaanjagend toch, een leeg uur dat je moet vullen? Je moet natuurlijk wel met iets leuks komen, en je weet al: volgende week weer en de week daarna opnieuw. Ik zie van Duin nóg binnenkomen met een grote weekeindtas. Het eerst dat ze opnamen was een hobbyrubriek en daar had Dik Voormekaar aanvankelijk nog een gastrol. Het thema was: hoe repareer je een wekker. André pakte een enorme Hema-wekker uit de tas met twee grote bellen aan de bovenkant, en zei: voor we iets kunnen repareren, moet het uiteraard eerst wel kapot zijn. Hij pakte een hamer en sloeg met grote halen op de wekker in: het glas, de veertjes, radertjes, het spatte in het rond. Ferry kroop op handen en voeten door zijn controlekamer, amechtig van het lachen. Stop alsjeblieft, hou op, hou op – hij kon niet meer. Toen wisten we al dat er iets heel bijzonders was binnengehaald op de zender.”
Peter Holland was ook dj bij Noordzee, net 21 jaar, nog een bête jongetje, zegt hij zelf, ‘verlegen en saai’. Hij zat er eveneens bij toen de eerste uitzending werd opgenomen: “Niet in de studio bij André natuurlijk, dat zou ik niet zo snel hebben gedurfd, maar bij Ferry aan de andere kant van het glas. Hij keek z’n ogen uit: André kon uit het niets hilarische grappen toveren, gewoon – alledaagse dingen heel leuk maken – ik vond het onvoorstelbaar knap en creatief wat ze deden, ze maakten iets beeldends op de radio, met minimale middelen. Je zag hoe André z’n typetjes ter plekke uit z’n mouw schudde, daarbij heel sterk leunend op Ferry, het was fascinerend hoe die interactie ging, ze voelden elkaar precies aan, hoewel radio voor Van Duin dus nog helemaal een nieuw medium was.”
“Zo ging het precies”, zegt André van Duin nu. “Ik had intuïef een goed contact met Ferry en hij had omgekeerd zo’n contact ook met mij. Ik zag hem ook niet zomaar als technicus. Hij ging zich ook steeds meer met het programma bemoeien. Voegde steeds meer toe – gooide op het juiste moment een deur dicht als geluidseffect en zo. Of zette de plaat expres verkeerd op, zodat alles werd verstierd. Bij Noordzee was hij altijd al bezig geweest om programma’s wat op het verkeerde spoor te zetten. Bij die andere programma’s moest er nog wel een bepaalde lijn in zitten, maar de Abominable Top 2000 had natuurlijk geen enkele basisvoorwaarde, waar het aan moest voldoen. Af en toe een commercial draaien op het juiste moment in de adverteerderslijst– dat was alles.
André begint te lachen: “Want dat was ook al niet in goede handen bij Ferry, dat ging allemaal mis – daar is het hele programma feitelijk ook uit ontstaan. Omdat hij het allemaal al automatisch naar de kloten hielp ging het klinken zoals het klonk. Dat was zijn persoonlijke stijl, hahahaha. De chaos hoefde je helemaal niet te zoeken, die was er namelijk al.”
Na tien afleveringen werd het roer plotseling omgegooid. Niet André, die in gewoon zichzelf speelde, was de centrale presentator, maar Dik Voormekaar van het Hobbykwartier. André beschrijft hem als “een licht bekakte presentator, met een hoge dunk van zichzelf, die het heel goed wil doen, maar de chaos volstrekt niet kan bedwingen.” Een typetje dus! En dat was automatisch een mooi vehikel voor Van Duin, zegt Ferry de Groot “om dingen te roepen, die hij als de bescheiden en vriendelijke man die hij is zelf nooit in z’n hoofd zou halen. Een typetje kan immers alles zeggen. Zo was het in de eerste revue ook gegaan, die in 1972 van start was gegaan. De Groot: “Dik Voormekaar was de spil waar alles soepel en vanzelfsprekend omheen ging draaien – opeens was de vorm gevonden.”
Mies bedacht de naam
Eigenlijk leefde ‘Dik Voormekaar’ al zes jaar, voordat André het begrip als naam adopteerde. “We dachten na over een mooie naam voor de presentator van dat Hobbykwartier, zegt hij: “Omdat die man kon sleutelen ging hij Dik Voormekaar heten, dat diende zich eigenlijk uit zichzelf al aan. Die naam komt uit een radioprogramma dat Mies Bouwman in de jaren zestig had, tussen elf en twaalf op de zaterdagavond. Daar zat zogenaamd een orkestje in met een paar bandleden, waarvan ik er een paar nog heb onthouden; Ben Zo terug, Ali Mentatie en nog een stuk of wat. Waaronder dus ook Dik Voormekaar. Dik en Ben zijn namen die ook andere dingen betekenen. OK, en toen we iemand nodig hadden werd dat eigenlijk vanzelf Dik Voormekaar.”
André: “Nu wordt het opeens onder de microscoop gelegd, het klinkt nu alsof we dagen liepen na te denken over de karakters en hoe die moesten zijn. Het ontstond gewoon en ik heb ook nooit gedacht: ‘dit is nog eens een mooie lay out om uit te bouwen’. Het was vooraf ook helemaal de bedoeling niet om er zoiets van te maken. Onze opdracht was een programma met wat plaatjes, zoals Piet Römer het al op de zender zat te doen en Vader Abraham ook.”
Peter Holland: “Nou, ik vond het toch een vondst hoor. André vond het heerlijk om in zo’n raar en overspannen karakter te mogen wonen. Hij ging volledig op in de typetjes die hij speelde. Op toneel moest je je verkleden als je een vrouw wilde spelen, dat was op de radio niet nodig, maar je zag aan André dat hij het wérd, op het moment dat hij het deed. Het begon spelenderwijs, daarna heeft het langzaam maar zeker wortel geschoten, maar je zag al direct hoe goed het in feite was. André en Ferry hadden allebei dezelfde mate van balorigheid, ze waren in hoge mate ondeugend. Het verbaast me dus ook niet dat het later zo’n vlucht nam, het zijn namelijk enorme talenten.”
André was van plan om van Dik een ‘over het paard getilde presentator’ te maken. “Echt een verkeerde man”. Hij had een handvol lp’s met geluidseffecten. En op een daarvan – “The Audio Fidility stereophonic demonstration record’ – vond hij z’n inspiratiebron. Hij heeft hem nog steeds staan in de platenkast van zijn privéstudio – in de kelder van zijn Amsterdamse huis, waar een state-of-the-art geluidstafel is gebouwd naast de enorme kluis in de kelder (ooit was dit pand een handelsbank). Op de voorkant van de lp stond een kleurenfotootje van een organist: “Zo´n man in een verkeerd overhemdje”, zegt André. “Ja, een echte glijer”, zegt De Groot. En met het beeld van deze gladde Amerikaan in hun beider achterhoofd kreeg het typetje als vanzelf een stem en een karakter. Die glijer heette Leon Berry, tamelijk bekend zelfs in Amerika als bespeler van een ‘Wurlizer pipe organ’, van het type zoals ook de Efteling er eentje heeft staan. “Bij Dik Voormekaar heeft iedereen voor zichzelf een beeld, zegt André, “maar als ik aan Dik Voormekaar denk, dan kwam deze kerel altijd bij me in gedachten, dit was mijn Dik Voormekaar.”De naam van het programma op Radio Noordzee werd dus anders, maar de voorbereiding zelf niet: ook bij de Dik Voormekaarshow lagen er hooguit een paar handgeschreven grapjes op tafel en een bandje met een montage en dat was het dan wel. André: “En zo is het ook altijd gebleven. Het ontstond eigenlijk allemaal pas zodra je het ging maken. Later, in de NCRV-tijd was dat net zo. Die werd bij me thuis opgenomen, dan stapte Ferry hier naar binnen, die nog chef sport was en dan moest-ie eerst nog allemaal telefoontjes afhandelen en werd hij twaalf keer gebeld en dan moest je dus toch maar eens beginnen. Dan startte ik de band, dan klonk de tune uit de luidspreker en als je die hoorde ging het verder vanzelf. Tragagagagajaaaah!! Daarom waren we ook zo gek op vaste opening. Als ik het aanzette begon het ook bij ons.”
De tune, seventy-six trombones van Henri Mancini and His Orchestra, was er vanaf de eerste dag. Van Duin zingt hem luidkeels voor: “Tarrarraram padam padam padam! Zeg zelf, dat klinkt toch direct als tune? Een echt begin van een programma, toch? Het had ook de start van een sportprogramma kunnen zijn. Padadadam paparam! Geen muziekstuk waarvan je zegt, laat allemaal maar – gaap. Die mooie zwiep naar beneden ook, paaaa-ooooooom, prima voor een aankondiging, alsof het er speciaal voor was gemaakt. Ik had het ook nog niet eerder bij een bandparodie gebruikt of zo – ik heb echt lang lopen zoeken naar iets wat het op de radio goed kon doen. Die Mancini is er uiteraard in al die jaren flink op binnengelopen in BUMA-rechten. Die kreeg twintig, dertig jaar achter elkaar betalingen voor Dik Voormekaar binnen. Meteen in het woordenboek opgezocht wat dat betekende, natuurlijk.” Hij doet alsof hij vragend een papiertje aan iemand anders laat zien: “Weet jij wat dat is?” Nee, ik ook niet, hahahahaha.”
De tune: seventy-six trombones
‘Seventy six trombones’, in de versie van Henri Mancini & His Orchestra, verscheen in 1962 op plaat (RCA Victor 47-8120). Iedereen in Nederland associeert het de plaat onverbrekelijk met de Dik Voormekaar show. In Amerika is het muziekstuk al net zo beroemd, maar om een geheel andere reden; Seventy six trombones is de titel track van de musical Music Man (1957), die 1375 keer in Broadway-theaters werd opgevoerd. In 1962 kwam er een film van, met Shirley Jones en Robert Preston. Sindsdien is ‘Music Man’ niet an de repertoirelijst af te slaan bij Amerikaanse highschools, het wordt elke week wel ergens opgevoerd, op Youtube zijn er erbarmelijk slechte versies van te vinden.
Het verhaaltje is dun, the Music Man verhaalt over zwendelaar Harold Hill, die ouders geld uit de zak klopt voor instrumenten en uniformen van een grootste jeugdfanfare (‘met 76 trombones, 110 hoorns en 1000 stemmen’). Net als hij er met de centen tussenuit wil knijpen wordt bibliothecaresse Marian verliefd op hem. Een smeltende kus, aanzwellende violen en natuurlijk komt de fanfareband er toch van. Terwijl de camera zich voor het eind shot boven de straat verheft marcheert een orkest met 76 trombones en 110 hoorns langs. Zo flauw als wat, maar goed voor zeven Oscars. De musical is populair, het is een mix van toneelspel en fanfarewerk en elke ambitieuze high school heeft behalve een toneelclub ook een schoolorkest in huis, dat de 22 liedjes van componist Meredith Wilson kan spelen. In de musicalversie werd The Music man al de nummer één in 1958. Maar de versie van Henri Mancini verdrong het origineel voorgoed. In de musical komt is de melodie opeens van tekst voorzien – en dan klinkt het zo:
Seventy six trombones led the big parade,
With a hundred & ten cornets close at hand.
They were followed by rows and rows,
Of the finest virtuosos,
The cream of every famous band.
Seventy six trombones caught the morning sun,
With a hundred & ten cornets right behind.
There were over a thousand reeds,
Springing up like weeds,
There were horns of every shape & size.
Weinig luisteraars hadden het in de gaten, maar met de komst van Dik Voormekaar veranderde de rol van André van Duin op curieuze wijze. Op het toneel was hij steevast de komiek geweest, maar hier werd hij meer de aangever. Joop van de Ende was in de zomer van het jaar 1973 net de revue ‘Dag Dag Heerlijke Lach’ voor André aan het voorbereiden, die op 7 september in première zou gaan.
“Joop had niets met mijn radiowerk op Noordzee te maken”, zegt André. Dat was maar goed ook. “Hij vond het helemaal niks, hij begreep niet wat ik zo leuk aan radio vond. Hij zei: ze moeten om jóu kunnen lachen, niet om een ander. Maar ik vond het juist geweldig om een man te spelen die het helemaal goed wilde doen en alles steeds voor z’n ogen zag mislukken. Juist het totaalconcept maakte het leuk, De Groot zorgde automatisch voor het mislukken en had de mopjes en Dik Voormekaar zat zich alleen maar op te winden over Ome Joop en alles wat er mis ging.”
Ome Joop, ja – ook een typetje dat plotseling het programma binnen was komen stappen. In de eerste aflevering kwam hij de koffie brengen en hij maakte zich meteen al boos. Dat gedrag was losjes gebaseerd op de vader van Ferry. “Ik had bij André in de Mercedes verteld, dat mijn vader altijd erg hard kon roepen: “Ik begrijp niet dat je zegt dat ik altijd zo gauw kwaad word, ik word helemaal niet gauw kwaad” en dan schreeuwde hij de hele tent bij elkaar. Mijn vader heette Joop en werd door de buurt ome Joop genoemd. André had er zonder commentaar naar zitten luisteren en in het programma deed hij er opeens iets mee – en maakte hem in de show eigenlijk veel leuker dan mijn vader echt in die dingen was geweest.”
De chaos in het programma zelf begon zich langzamerhand ook uit te breiden naar het gebouw waarin Noordzee zat. Pieter Damave, eveneens technicus, herinnert zich hoe André de ene keer met een volle emmer water kwam binnenlopen en dan weer met stoelen uit de kantine. De Groot: “We lokten ook een keertje kippen naar binnen met voer, lachen.” En dan bedacht Van Duin opeens dat hij een brommer moest repareren, zegt Nico Steenbergen: “Veel gas geven in de studio – in een mum van tijd stond alles blauw van de rook.” De Groot: “Ja, dan kreeg je prompt een memootje, want de brommer had dus olie gelekt en dat mocht dan niet.” Zo’n memo was feitelijk een medaille op zijn borst. ‘‘Je kreeg zo’n dun blauw papiertje, één van vier doorslagen, die anderen gingen elders als CC-tjes het bedrijf in. Er werd altijd van die brullende mega-taal gebruikt, dit mag niet meer en dat is verboden! Vaak in fout Nederlands – het was gewoon heerlijk om ze te krijgen. Zo’n memo ging bij ons direct de gang rond – Kijk! We hebben weer een mooie memo van De Mol.”
Gaandeweg ging meer tijd in het programma zitten. Ferry: “Het monteren kostte ontzettend veel tijd. Voor de geluidseffecten gingen we loop-tapes maken, je kent dat misschien, je plakte het begin en eind van een opname op een bandrecorderband aan elkaar, zodat je steeds hetzelfde hoorde. Die tape liep door de hele studio, langs een microfoonstandaard in de hoek. Dan zag je het plakbandje langskomen en nog eens en nog eens. Het programma kwam propvol te zitten. We draaiden in de Dik Voormekaar show nog nog maar een paar plaatjes en daar deden we dan ook nog iets leuks mee. We zongen er bijvoorbeeld zelf een liedje op. Nog niet zo gemakkelijk in 1973. Tegenwoordig vind je alles wat je nodig hebt – hoep – zo op internet. Maar als we bijvoorbeeld iets met vader Abraham wilden uithalen, was er geen sprake van dat we de originele geluidsband van de platenmaatschappij konden krijgen. Vaak hadden de originele platen gelukkig wel een instrumentaal stukkie, dat kon je verknippen en daar dan een heel plaatje van maken, uren werk was dat.”
Ferry de Groot deed het graag, hij had al eens twee uur gestoken in het verknippen van een commercial van de grote baas Guus Jansen. Die had er plezier in om als ex-DJ op Radio Luxemburg persoonlijk het maandelijkse spotje in te spreken voor Eigen Huis & Interieur, een blad uit z’n uitgeverij. “Hij sliste als een gek: vanaf woensssdag in de kiosssk. Zodra hij weg was dupliceerde ik de ‘sssss’ een paar keer en die plakte ik ertussen: zo sliste hij op de zender nog veel meer. Knippen op de millimeter was dat, om Guus te verklootzakken. Later zette ik expres stukjes in de commercial van mislukte takes”, zegt Ferry: “Die ik had ik voor dat doel zorgvuldig bewaard. Dan duurde het niet lang voordat John de Mol alweer kwam aangerend, die de boosheid van de grote baas kwam doorgeven. Leuk. Erg leuk.”
Ook Van Duin grijnst breed. Hij genoot van die sfeer bij Noordzee. “Ik zat er al snel een hele ochtend en een hele middag. We hadden het best in twee uurtjes kunnen opnemen, maar het was gezellig daar: hé, hoe is het met jou – Goed, en met jou dan? Er kwamen mensen langs van platenmaatschappijen en de discjockeys vonden het leuk om te komen kijken, babbeldebabbeldebabbel, en in de loop van zo’n dag werd het programma dan bij stukjes en beetjes opgenomen.”De sfeer van het bedrijf dobberde steeds meer het programma binnen. “Dat vond ik vroeger zo prachtig in de strip van Guust Flater. Die werkte bij uitgeverij Dupuis en dat hele kantoor had er zogenaamd mee te maken. Iedereen werd gek van Guus Flater, een soort loopjongen, die alleen maar bezig was met dingen die niet werkten of met uitvindingen, met rotzooi die hij mee naar binnen sleepte, met tenten in zijn kantoor en rare elektrische uitvindingen. Dik Voormekaar zat helemaal in dat vaarwater. Zo zat dat toen niet bewust in mijn hoofd, hoor. Dat is meer achteraf kijken, maar die sfeer zat er eigenlijk helemaal in. Op de zender, bij de gewone uitzendingen van Noordzee, gebeurde er niet zo veel. Je hoorde een dj en als die klaar was kwam er weer een andere dj. Die programma’s hadden weinig met elkaar te maken, maar bij Dik Voormekaar kwam de één na de ander langs, dan ging er weer een deur open – iedereen was er.”
Met het gegeven dat Noordzee een zendschip had, werd nauwelijks wat gedaan in het programma. “We hebben nooit de kapitein laten binnenkomen of zo. Als je
in dat gebouw zat op te nemen, had je namelijk volstrekt niet een idee dat Noordzee een zeezender was.”
De Nederlandstalige afdeling kende twee stromingen. “Je had een Hilversumse kant en een Amsterdamse. De Amsterdamse kant bestond uit de St. Lucas-mensen, Nico Steenbergen Leo van de Goot, Hans Hogendoorn en ik”, zegt Ferry: “Ook Peter Holland, uit het Westland, zat ook in ons kamp.” Het speelse kamp. “We waren jonge honden, met z’n allen, en wat willen jonge honden? Dartelen, een beetje ondeugend doen” – zegt Peter. Daar tegenover stond de Hilversumse kant. Dat waren de serieuze medewerkers. “Je had Ferry Maat – die heel degelijk was, in zijn programma’s ook, altijd maar cijfers en hitjes en dan was weer iets gestegen van dertien naar acht. En Tony Berk deed ook alles in het keurige spoor van de uitgeverij, die stond zelf met één been in de directie. Zij waren heel nauwgezet met dat vak bezig, terwijl wij maar wat deden”, zegt Nico Steenbergen.
Van Duin grinnikt – hij komt steeds meer op stoom door de herinneringen aan de ‘prachttijd’, die het was bij Noordzee: “Berk had een soort ‘Prijs je rijk’-show. Dat hokje waar hij dat zat op te nemen was dan twee uur lang gebarricadeerd. Dichtgeplakt, daar kon je niet eens binnenkijken, of zo…. Hij wilde niks met de rest te maken hebben, want hij wist dat alles werd geprobeerd om zijn programma aan gort te helpen.” De Groot: “Ikzelf had altijd al erg de neiging om mensen als Berk naar de kloten te helpen. Vreselijk man, plaatje op, plaatje af, dom gelul tussendoor en dat moest je dan als technicus elke dag aanhoren, ik vond dat steeds vreselijker worden – ik was veel meer geïnteresseerd in de inhoud en het bedenken van dingen.”
Tony Berk denkt zelf dat er ook andere sentimenten hebben meegespeeld. Want Ferry Maat en hijzelf waren toevallig wel erg populair, de sterren van de zender – zegt hij: “Omdat we niet op het schip zaten, konden we elke avond wel ergens schnabbelen in het land, op die manier verdienden we vier keer een gewoon maandsalaris. We hadden allemaal een dikke auto onder de kont, dat zorgde voor scheve ogen bij de jongens die minder verdienden en nooit veel faam hadden opgebouwd. Of bij de jongens die om de week op het schip moesten zitten.”
De Groot: “Dan deden die populaire jongens in het weekeinde weer ergens een drive in show en dan kwamen al die geile meisjes bij het podium en op maandag hoorden we dan wat ze allemaal weer gedaan hadden.” Leuke thema’s, die natuurlijk schreeuwden om er de draak mee te steken. Die drive-in show werd gesponsord door Drum: ‘Draai, draai een drum voor elkaar’ werd: dan slaan we alles in elkaar. In de Dik Voormekaar show werd de drive-in show omgewerkt tot een “Drijf Macho” en zo werden ook de andere gebeurtenissen in het bedrijf zelf steeds vaker programmamateriaal voor André en Ferry. Geen kwaadaardigheid hoor, meer Spielerei, vinden ze achteraf: “Het was bovenal amusement voor onszelf.”
Hard werken geblazen – dat ook, Noordzee was in feite een bandenfabriek, in drie studio’s moesten banden worden opgenomen voor een hele week van zeven dagen. Vier uur programma’s opnemen achter elkaar was normaal voor een discjockey, en het gebeurde regelmatig dat het allemaal niet op tijd klaar was. Ferry: “Als de studios ’s avonds allemaal leeg waren, namen we dan drie shows tegelijk op. Dan renden we van de ene studio naar de andere en dan zorgden we steeds dat de plaat 1 net afliep als 2 en 3 nog draaiden. Een soort Chinees acrobatenact was het, waarbij je bordjes van porcelein moet laten ronddraaien op bamboestokjes. “We renden als een gek heen en weer – en dan wil je wel eens een reclamespotje vergeten.”
En ráng, daar kwam dan meteen weer zo’n memo van de directie op binnen. Langzamerhand groeide daarover de wrevel in het ‘creatieve kamp’: “Wij waren radio-idealisten, opgegroeid met Radio London en Caroline en nu we zelf bij zo’n zender werkten, werden we geconfronteerd met de werkelijkheid, Strengholt was de zender begonnen om keihard poen te verdienen. Dat botste, want die realiteit hadden we nooit gezien toen we zelf thuis nog naar de zeezenders luisterden. Iedereen werkte zich helemaal het schompes en het enige dat John de Mol dan vroeg was of je de Stimorol reclame wel op tijd gedraaid had.”
Van Duin vond het alleen maar prachtig, die commercials in zijn programma. Daar kon je leuke dingen mee doen, daar moest je leuke dingen mee doen. Grappen en bijtende opmerkingen ontstonden zodoende al snel over de producten die serieus op Noordzee werden geadverteerd. Hij schond er wel de belangrijkste wet mee, die bij de commerciële radio geldt. “Don’t comment on commercials”, zoals de Amerikanen het zeggen, want je moet er dus wel van leven, en bijt dus nooit in de hand die je voedt. Dat maakte het natuurlijk des te leuker om te doen. “Het was ook wel het anarchistische in De Groot”, zegt André: “Hij had iets tegen de reclame!” “Nee”, zegt De Groot: “Niet eens zozeer tegen reclames, meer tegen die lamlullen van de reclamebureaus, want daar moest ik vaak spotjes voor opnemen. Dan kwam zo’n eigenwijze droplul van zo’n bureau bij ons zitten en dan moest het zestig keer over, terwijl het na drie keer al prima was. Mannen in pakken, dikke auto’s voor de deur, dan had ik altijd wel de onbedwingbare neiging om die eventjes op aarde terug te brengen.”
John de Mol bleef met argusogen op de lijsten kijken, of de spotjes wel op tijd en goed werden uitgezonden. Er was al eens eerder gedonder over geweest, zegt Tony Berk: “Iemand had de S weggehaald uit de Snickers-reclame en we adverteerden de hele dag op de zender dus voor ‘nickers’. De fabriek klaagde en via de jongens van de sales kwam dat bij de leiding terecht. Zulke dingen werden flink afgestraft.” Zelf vond Berk de reclame-grapjes niet zo erg: “Het verhoogde de attentiewaarde van zo’n spotje natuurlijk ook weer. We hadden ooit een campagne van A.S. Dat stond voor Audio Sonic, maar wij zeiden in het programma soms: A.S.? – dat betekent altijd stuk. Dat vond de fabrikant zo grappig dat hij later Sjefke van Oekel inhuurde die dat in een spotje van het bedrijf zelf ging roepen.” Tony lacht er hartelijk bij, nog precies zo als vroeger in zijn programma’s.
De andere belangen van Strengholt bij Noordzee waren wat minder zichtbaar voor de luisteraars – en zelfs voor het personeel . Nico Steenbergen: “Guus Jansen was bedreven in het kopen van die uitgeefrechten, niet voor A-kantjes op de singles dan, maar voor de B-kantjes. Als je van een plaat 200.000 stuks verkocht vanwege de A-kant, liftte je voor de volle 200.000 keer ook mee op de flipside” – en het kon bepaald geen kwaad om zulke platen op Noordzee nog even een zetje mee te geven om de verkoop op te stuwen. Verder had Noordzee het systeem van plugplaten. Platenmaatschappijen konden betalen om een plaatje vaker te laten draaien. Het leverde niet meer dan een paar honderd gulden per week op, maar toch.
Er waren er ook niet hinderlijk veel van in een uur dat je moest doen”, zegt Steenbergen, “hooguit één of twee. Maar erg goed waren ze doorgaans niet en als je lekker op dreef was en dan opeens An en Jan moest draaien, dan was een aardige afknapper. Wat móeten we met die rotzooi? – dat was toch wel het sentiment aan het worden bij ons van de Amsterdamse tak.”
De Groot: “Het hoofd van al die plugplaten was Fred Feddema. Die kwam dan in je deur staan om te controleren of je de plaat wel draaide. Haha, dat vraagt om verkloterij. Zúlke stapels kreeg je van die plaatjes. Als ik ze de verplichte rondjes had laten draaien, zette ik ze tussen het kozijn en de deur. Hard die deur dicht – en krak – de plaat in tweeën. Als we bij Dik Voormekaar iets raars met de plugplaten deden, kwam Feddema ‘s maandags meteen met opgestoken veren uit het hoofdgebouw naar onze Noordzee-vleugel om stennis te schoppen. Het lag gevoelig in zo’n bedrijf, het was geinig om de chefs uit te dagen, zeker in het begin maakten we het programma feitelijk meer voor onszelf dan voor de luisteraars.”
Over het programma zelf bleef het trouwens oorverdovend stil bij de Noordzee-leiding. Er was geen enkele feedback. Kennelijk wisten ze zich geen raad met de uitzendingen. Ferry: “Het was een kant uitgegaan die ze van tevoren niet hadden voorzien, André maakte er plotseling veel meer werk van, dan was afgesproken, die was niet meer weg te slaan uit de studio, ze wisten in feite niet hoe ze moesten reageren op de koers die was ingezet.” Strengholt was zeer hiërarchisch georganiseerd. “Top down was het allemaal”, zegt Nico Steenbergen. “In de hoek van het gebouw waar we zaten op te nemen, heerste trouwens best wel een gevoel van vrijheid – hoor. Je had niet dagelijks in de gaten dat je bij dat grote bedrijf hoorde, maar als je in het hoofdgebouw kwam, zag je al die stropdassen en mantelpakjes. Daar hadden ze zichtbaar moeite met die hippe jongens in bell bottom trousers met lang haar en auto’s vol met stickers. Maar de realiteit was dat Strenholt strikt en zakelijk werd geleid.
“Ik zette me zelf ook wel af tegen dat stijve van Strengholt”, zegt Tony Berk – want die wil graag even kwijt dat hij bij het keten en dollen het liefst ‘bij de jongens’ hoorde. “Je mocht bij ons in de studio geen bier drinken, maar de conciërge klaagde vaak dat hij weer een flesje had aangetroffen. Nou had Grolsch in die Noordzee-jaren net een lp uitgebracht met die prachtige muziek van
hun campagne: Vakmanschap is Meesterschap. Mooie muziek, in allerlei versies. Ik heb meteen dat bedrijf gebeld: Luister, van die muziek gaan we vanaf zaterdag onze tip-lp maken. We draaien ‘m de hele week. Tenminste, als jullie ons een pallet bier komen brengen. Ik vergeet nooit meer hoe zo’n grote auto van de brouwerij een paar dagen later een gigantische hoop bier kwam uitladen. Met overal verontwaardigde gezichten achter de Strengholt ramen. We moesten zelfs één van de studio’s ontruimen om het bier nog ergens te bergen.”
Twee gescheiden werelden. Dat waren het, ja. De privé zo rustige André van Duin schatert zowaar bij de herinnering. “We kwamen de kantine eens binnen met een microfoon, want we hadden restaurant-geluiden voor een sketch nodig. Het stond op de gezichten van al die mensen daar te lezen dat ze Noordzee maar een enge puist vonden. En dat alleen maar bezig waren om de hele boel te verzieken. Babbeldebabbel ging het in de kantine toen we binnenstapten. Toen we de microfoon omhoog hielden, werd het muisstil. Je zag op ieders gezicht: hier willen we niks mee te maken hebben, hahahaha.” “Kijk, dan vráág je er natuurlijk zelf om, hoe serieuzer je jezelf neemt, hoe meer je in de maling wordt genomen. Als je zelf nou maar een beetje relativeert: zo van – ik zeg dat nu wel, maar je begrijpt wel wat ik bedoel… dan is dat niet erg. Maar als je echt ook de overtuiging hebt dat het allemaal zo moet en de regeltjes zo strikt hanteert…tja.”
De Groot: “Het maakte het rebelse in ons los. Eerst eens kijken waaróm die regels er eigenlijk waren en vervolgens proberen of je die dan nog een kwart slag kon draaien – of er iets creatiefs mee te doen.” Het paste helemaal in de tijdgeest van de jaren 70, trouwens. De jaren van democratisering en inspraak. Met een sfeer van: alle regenten moeten weg. “Dat zat er in bij ook ons. Vooral Ferry was gekant tegen de manier waarop het bij Strengholt ging, zegt Nico Steenbergen; “Het had ook te maken met de toon in het bedrijf, – je diende het gezag te accepteren, het was in dat opzicht echt ook een ouwe lullen bedrijf.”
Pieter Damave vult aan: “Ferry had een sticker op z’n mengpaneel van Basart, het platenlabel van Strengholt, van de S had hij een dollarteken gemaakt, zo dacht hij erover.”
Bovenal bleef het gewoon leuk om John de Mol wat te jennen. Hij had z’n personeel verordonneerd om z’n hit ‘El Paso’ niet op Noordzee te draaien. Dat was het plaatje, waarmee hij als zanger in 1961 lang op nummer één had gestaan. Een reden temeer om dat wel te doen – of het origineel van Marty Robbins op te zetten, dat net zo begon. Aan boord maakten ze een zelfs Spaans siësta-jingletje met het nummer, waarbij het instrumentale begin en einde aan elkaar werden geknipt. Je hoorde De Mol dus nét niet zingen, maar als hij op de radio de bekende riedel aan hoorde komen, zag je ‘m al rood aanlopen.
Heel veel succes had ook een grap met een geheim zendertje in het bedrijf. Toen De Mol een keer bezoek had van een adverteerder, klonk uit de radio in z’n kantoor – uiteraard afgestemd op Radio Noordzee – een vloed van onbetamelijkheden. Die had een DJ speciaal voor de gelegenheid op de band gezet en met het zendertje werd het in een straal van vijftig meter uitgezonden. Iedereen wachtte en hoopte op het moment dat de Mol uit het hoofdgebouw de werkvloer op kwam stampen. Het huis was dan te klein. Technicus Pieter Damave: “Ik vond De Mol een beste vent, daar niet van – maar hij was echt de baas, als hij boos op je was dan hoorden ze dat twee gebouwen verderop nog, dan kon hij rood aanlopen van boosheid, maar daarna kreeg je een klap op de schouder, werd er een borrel gedronken, dan was het over.” Het was leuk om die boosheid op te zoeken. “Zoek er nou niet teveel achter”, zegt André: “We waren een beetje zo’n schoolklas, waar orde moest heersen. De bovenmeester moest af en toe eens roepen: Jongens, niet in het gras pissen, en dat deed je het toch.”
Pieter Damave vermoedt dat ook de ‘graptechniek van een komiek’ moet hebben meegespeeld. “Die Van Duin was ook niet gek, schoppen tegen de baas? – dat vinden veel mensen leuke humor. Dat was ook bruikbaar in het programma.”André beaamt het volmondig: ‘Tuurlijk, de baas-knecht verhouding is de basis van bijna elke grap, net als de intelligente en de domme, de rijke en de arme, ik heb mijn leven lang ook altijd graag van die underdogs gespeeld, van die losertjes, Dat waren verreweg de leukste mannetjes om te spelen. De baas-knecht verhouding werd nu toevallig bij Noordzee opgepikt voor een microfoon, maar ik denk dat je het in elk bedrijf wel hebt, bij een verzekeringsbedrijf op kantoor, of ergens bij een gemeente hebben ze ook wel een baas die ze met z’n allen gek proberen te krijgen, toch?”
Op 3 juni 1973 begon de Dik Voormekaarshow aan de zomerstop. Pas op 5 augustus hervatten Van Duin en De Groot hun programmareeks. In de tussentijd was er heel wat gebeurd op het station.
In juni had de Tweede Kamer besloten dat de zeezenders aangepakt zouden worden. Er werd een wet aangenomen, waar de Eerste Kamer nog over moest praten. Lang kon het niet allemaal niet meer duren, een jaar of zo, het was wel duidelijk dat de zeezenders in woelig vaarwater waren beland.
En Ferry had een harde botsing gehad met de Noordzee-top. “Ze vonden dat we als personeel allemaal een contractje moesten ondertekenen, waarin we zwart-op-wit beloofden tot de laatste snik bij de zender te blijven. Maar we kregen inmiddels van alle kanten aanbiedingen. Een papiertje ondertekenen? Dat kwam neer op de deur dichtslaan voor alle banen aan land. Er stond niks tegenover, daar begon het al mee. Strengholt had archaïsche arbeidsvoorwaarden, het was soms echt alsof je in 1837 in een fabriek stond. Ikzelf had bestuursrecht gedaan, ik was wel een beetje op de hoogte van het één en ander, ik had in het trambedrijf van de gemeente Amsterdam op personeelszaken gezeten, en ik zei tegen De Mol: dit gelul ga ik dus mooi niet tekenen. Het werd een vervelende affaire, die binnen twee maanden ook zodanig escaleerde, dat het een einde maakte aan de Dik Voormekaar show op Noordzee. Ik werd beticht van brutaliteit en van een grote bek. De mensen Noordzee wel trouw bleven, kregen uiteindelijk 800 gulden mee, toen de zender er op 31 augustus 1974 mee ophield – dat was dus de hele beloning voor hun maandenlange trouw, kun je nagaan.” De Groot kwam op het strafbankje te zitten en voor hem hoefde ’t allemaal niet meer. “Ik vond het met André erg leuk, maar dat was één dag in de week – en de rest van de dagen zat ik voor straf jinglecarts te wikkelen, of om half tien het gelul van die Karel Prior met zijn hoofdpijnpoeder-programma aan te horen. En daar kwam ik dan elke dag ’s morgens om zeven uur mijn nest voor uit. Nee, het was geen onverdeeld genoegen meer.”
John de Mol sr. heeft zo z’n eigen herinnering aan de dagen bij Noordzee. Eigenlijk wil hij er niet meer over praten. Veel te lang geleden – zegt hij, en op zijn leeftijd en na veel hartproblemen ook niet bepaald het soort onderwerp waar hij nog aan terug wil denken. Het was vooral een kwestie van houding, zegt hij niettemin. “Die dj’s en technici bij Noordzee kwamen overal vandaan. Jonge jongens, doorgaans, die opeens programma’s mochten maken op onze zender. Een stal met jonge geiten, dat was het. Die je allemaal in het gareel moest zien te houden, wat nog niet meeviel als je baas van zo’n zooitje ongeregeld was. De Groot begon steeds meer sterallures te krijgen, vond ik. Hij straalde uit: “Ik ben hier de popie Jopie”. Als zo’n jongen, die van een ziekenomroepje is gekomen, opeens doet alsof hij de Lieve Heer zelf is, omdat hij toevallig naast André van Duin een programma mag maken, dan valt dat voor de directie niet te tolereren.”
“Ik vond bovendien dat technici bij onze zender dienstbaar moesten zijn aan het programma van de omroeper. De knoppen bedienen, dat was hun taak. En niet om je met de inhoud te bemoeien. Er waren ook nogal wat incidenten geweest, grappen met commercials uit onze eigen uitgeverij, die werden op directieniveau niet gepikt. Voor mijn gevoel speelde Ferry in dit soort zaken steeds een vervelende rol. Dat hij plaatjes uit onze eigen uitgeverij doormidden brak om ze maar niet te hoeven draaien, dat kon verder natuurlijk ook door de vingers worden gezien. Ik kon dat verzet op de werkvloer niet hebben, dat kan in een professioneel bedrijf trouwens nergens.”
Ferry nam heel subtiel wraak: “In een Noordzee-programma zag ik reclames van een tuinbedrijfje staan, je weet wel, iemand die je tuin ophoogt en heesters neerzet. Dat was een beetje gek, want ze stonden niet op de officiële spotlijst met commercials. Het bleek een privédingetje van De Mol te wezen, die had aan de Snelliuslaan, waar hij woonde, z’n tuin laten doen en die man als beloning twee gratis reclames gegeven. Die knipte ik er net zo snel weer uit op de programmaband.”
Met de smoor in z’n donder ging Ferry na de zomer dus door met Dik Voormekaar – maar alle problemen en tegenwind maakte het programma er zelf alleen maar leuker op. “Het werd in elk geval een stuk rebelser.” Een mooie uitlaatklep werd de nieuweluisteraarsactie “Radio Noordzee, Hou’m in de lucht”, die op 22 juni met veel tromgeroffel was begonnen. Na Veronica had ook Noordzee besloten om de achterban mobiliseren en zo misschien als een publieke zender aan land door te gaan. Dat was de formele reden. Maar John de Mol zag het intern vooral als een middel om het moreel weer te verhogen en de gelederen te sluiten. Dat leek te lukken ook, maar weldra zagen de medewerkers hoe bloedeloos de poging was. De actie leverde met veel wrikken en vegen uiteindelijk 18.000 leden op. Een schijntje naast de 300.000 leden die Veronica binnen enkele maanden bij elkaar wist te hengelen.
Er gingen rare verhalen rond in het bedrijf. Dat de promotieteams van Noordzee patat en frikadellen stonden te eten van de vijf gulden lidmaatschapsgeld die ze net van enthousiaste luisteraars hadden geïnd. Ferry: “Die centen werden echt door Jan en Alleman gejat. De nieuwe leden gaven vijf gulden en vulden op een bon hun naam in. Dat geld staken de medewerkers zelf in de portemonnee en de bonnen werden in een jute zak gegooid, die ergens in een hoek van het gebouw lag. Iedereen graaide maar. Het irriteerde mij en ook Peter en Nico Steenbergen en zo. Iedereen had toch al behoorlijk veel vraagtekens bij het nut van de actie. Ik denk dat we dat onbewust ook op André hebben overgebracht.”
Die kwam met de actie “Dik Voormekaar moet blijven”. De ondertitel “Gooi vijf gulden in het water en u bent automatisch lid” vertolkte tamelijk nauwkeurig hoe er intern bij Noordzee over de actie werd gedacht. De spanning kreeg een nieuwe lading, toen een memo rondging, nadat Piet Römer een sneer had gemaakt over een commercial. Wéér klachten van een adverteerder bij de directie. “Als het nog eens gebeurde is iedereen nog niet jarig” – was de strekking van het memo. Geaccodeerd met paarse viltstift, de kleur van Guus Jansen. Oppassen dus – dit was echt serieus!
De bottom line in het memo: “Voortaan zijn de technici verantwoordelijk, bij ongerechtigheden moeten zij het programma direct stoppen en opnieuw beginnen op het punt waarop het mis is gegaan.” Diezelfde week praatte André per ongeluk door een commercial heen. “Dit moet over zeker?” – zei hij. Maar Ferry liet het programma doorgaan en werd op ‘t matje geroepen: “De Mol zei: je hebt toch het memo gelezen? Mijn antwoord was: ik heb de bandrecorder ook direct stopgezet, zoals in het memo werd bepaald. Maar ik heb hem niet teruggespoeld. Toen werd hij helemaal des duivels, want we waren gewoon verder gegaan op het punt waar we waren gebleven”.Er kwamen sancties – voortaan moest elke DVM-show vooraf worden beluisterd. “Het moet hier nu allemaal langs ‘De Berken en de Mollen”, zei Van Duin in het eerstvolgende programma. Tony Berk reageert verbaasd: “O ja? Controle vooraf? Daar weet ik niks van – als ze het zeggen, dan zal het vast wel zo zijn geweest, maar het staat me werkelijk niet bij. Ik denk het niet dat het moest, ik vond het echt een enig programma. Misschien dat ik vooraf wel eens heb geluisterd, maar dan zal ik het hebben laten doorsturen zonder coupures.”
“En ik heb zeker al niet geknipt, zegt De Mol sr. op zijn beurt. “Ik had niet eens de tijd om het allemaal af te luisteren.”
Hoe ook, er waren listigheden om de programma’s aan boord te krijgen zonder een check vooraf, want de discjockeys van het station waren solidair. Radio Noordzee had grote plastic tonnen, waar banden die klaar waren in werden gestopt voor het schip. Wie z’n banden klaar had, deed ze in de ton. “Ik ben zekerheidshalve gaan omnummeren”, zegt Ferry: “Elke band had namelijk een plakkertje met een nummer: het uur tussen zes en zeven was bijvoorbeeld band één, tussen zeven en acht was twee, en gekoppeld aan de datum wist je precies wanneer je de band moest draaien. “Aan boord zaten ze in het complot, ik had met Hans Hogendoorn aan boord afgesproken, bandnummer dit en dit is eigenlijk de Dik Voormekaarshow van komende zondag, en zo werd het zonder censuur toch uitgezonden.””
John de Mol: “Noemen ze het echt censuur? Dat is onzin.”
De ramkoers leek ingezet, al had André dat zelf niet zo in de gaten. “Ik was er niet zo bij betrokken, de andere dj’s en technici werkten allemaal in vaste dienst bij Radio Noordzee, maar mijn werk ging gewoon door, op de televisie en in het theater en zo voort, Carré kwam eraan – ik wist ook niet zo precies wat er allemaal speelde in dat bedrijf. Als ze zeiden: zullen we dit of dat doen, dan zei ik: ja leuk, allemaal. Doen we!” Pieter Damave: “En wij zaten ons op zondag elke keer weer te verkneukelen als er dingen in de Dik Voormekaar show werden gezegd die bij ons actueel waren. Dan dacht ik: “Tjee, dat hij dat durft te zeggen.” André: “Iedereen om je heen stond er alleen maar om te lachen, daarom werd ik geënthousiasmeerd om het nog een tikje extra te geven, want in het bedrijf zelf had het allemaal een enorm succes, bij de mensen waarmee ik daar werkte tenminste, en dat waren de enigen die ik zag als ik in die hofstede het programma kwam opnemen.”
Want je moet het wel in de juiste verhoudingen zien, vindt hij: “Het lijkt nu allemaal heel groot, maar die hele John de Mol had ik nog maar één keer gezien toen ik werd aangenomen, verder nooit meer – net als die Guus Jansen – één keer een handje schudden, dat was het dan.” Naarmate het jaar 1973 begon te verstrijken ‘verknetterde’ de sfeer steeds verder, zoals Nico Steenbergen het noemt. De Amsterdamse groep sloot zich aan bij de vakbond en vooral Peter Holland was erg actief in dat circuitje. Nico: “Toen kwam van bovenaf de melding dat er geen georganiseerden in het bedrijf werden geduld. En wij zoiets van: ja hoor, lekker – we moeten iets bedenken voor onze toekomst en uiteráárd gaan we ons organiseren. Je kon aan alles merken: dit station is gewoon op. Het is gebeurd. Klaar!”
En precies in die sfeer ontstonden ‘de hondjes’, ofwel het hondendressuurnummer, dat het einde zou inluiden voor de Dik Voormekaarshow bij Noordzee. André aarzelt wat: “Dat moet De Groot maar vertellen, ik weet alleen maar, er waren twee hondjes en de ene heette John de Mol en de andere heette…. euh – en die zouden spelen toch?” De Groot: “Drie, André, het waren er drie; Guus, John en Tony, en die moesten afgericht worden. Op zich was dat zo erg nog niet, maar de typeringen die we gebruikten waren dodelijk. … “John is de meest onbetrouwbare van het stel – die bijt als je net effe niet oplet….”
André: “Nee, maar die kwalificaties kwamen dus niet van mij. Dat kan ik nooit bedacht hebben, want dat past helemaal niet bij mij, ik maak geen ruzies ”. Hij loopt weg, een beetje kribbig zelfs. In de marmeren gang van prachtige z’n huis zegt hij nog net hoorbaar: “Die honden, die honden – ik weet niets van die honden.”
De Groot buigt voorover en zegt: “Dat klopt wel, het was een toevoeging van mij om ze eens echt te raken. Met voorbedachte rade, ja – er ging ook niet een specifiek incident aan vooraf, het was gewoon de algemene sfeer van narigheid, die rond dat wurgcontract hing, de onderdruk was steeds groter geworden en toen toen ging het van boem. Dat dessuur-nummer was van tevoren ook niet precies uitgedacht: we begonnen gewoon en dit kwam ervan.”
“Het was in feite een prachtige metafoor”, vindt Peter Holland. “De jonge honden André en Ferry draaiden in dat dressuur-nummer de rollen honderdtachtig graden om. De directie wilde dat ze naar hun pijpen gingen dansen maar nu lieten ze de directie – in de vorm van de drie hondjes – dus letterlijk naar hún pijpen dansen.” Maar bij Strengholt waren de bazen ‘not amused’, en al duurde het even voor de kraan echt werd dichtgedraaid, je voelde aan alles dat dit het einde zou zijn.
Technicus Pieter Damave: “Ik begreep dat persoonlijk ook best. Strengholt was toen ook al een groot en internationaal bedrijf en als je eigen president-directeur belachelijk wordt gemaakt, dan moet je wel een keertje ingrijpen. Ik bedoel: iedereen kon het horen, de klanten ook, die zender blies half Europa over. Als iemand je op je eigen zender de gek gaat zitten aansteken, dan stopt het een keer.”
Half oktober barstte de bom. Het Algemeen Dagblad liet André van Duin zeggen dat er een ‘vonkenspattende ruzie’ was geweest. “Dat kan niet kloppen”, zegt hij: “Ik heb niet eens zelf met de Mol gesproken
en ruzie maak ik al helemaal niet, dat is mijn stijl niet. Ik denk dat mijn manager van toen, Theo Rekkers, uit mijn naam met de leiding van Noordzee de hele gang van zaken heeft gesproken.”
De uitkomst van dat gesprek was in elk geval dat André van Duin best op Noordzee mocht blijven, maar dan met een andere technicus. Dat feest ging niet door, André bleef loyaal: óf ik neem met Ferry op – óf helemaal niet. John de Mol sr: “Toen was het meteen klaar voor mij, daar viel niet over te praten. Het was aan mij om te bepalen welke technicus aan een programma wordt toegevoegd, niet aan een ander – toen het zo hard werd gespeeld, was dat dus het eind van het programma.”
Wat Berk betreft hadden ze mogen blijven: “Ik had er geen probleem mee dat hij blijkbaar Ferry als sparringpartner nodig had en dat die dus ook meer te horen was. Dat had met elke technicus kunnen gebeuren. Veronica deed dat ook, Adje Bouman was er hartstikke beroemd, al had niemand hem ooit iets horen zeggen op de zender.” Nou ja, goed, zegt hij: “Het liep zoals het liep”.
Ferry: “Ik heb die loyaliteit zeer gewaardeerd, André is gewoon een lieve, en aardige vent – altijd ook gebleven.” André: “Ik heb het ook achteraf nooit begrepen, dat het gedoe opleverde met die hondjes. Nooit.”
De laatste uitzending
Na het conflict met de Noordzee-directie werd er op 17 oktober nog één aflevering van de Dik Voormekaarshow op de band gezet, bestemd voor uitzending op zondag de 28ste. “Maar de directie keurde hem net voor de uitzending af”, zegt De Groot. “Heel jammer, heel flauw, er zat niets in dat schadelijk was”, zegt André van Duin.
De programmaband is bewaard gebleven. En inderdaad: ernstige stekeligheden zijn er niet in te horen. Het afscheidprogramma begon met mededeling in ernstige toonzetting, eens niet op de overspannen toon van Dik Voormekaar, maar bij hoe uitzondering door Van Duin zelf. Hij zei het zo: “Ik heb een beetje een trieste mededeling, het programma is vandaag voor de allerlaatste keer, door een controverse tussen directie van het programma en ik – kunt u er voor de laatste keer naar luisteren.” Wat volgde was een bonte mengeling van nep-sentiment en passende platen voor de gelegenheid zoals: als ‘het is voorbij’ en ‘t is genoeg’, gevolgd door Johnny Jordaan (“Bedankt lieve mensen’) en reacties van veel instanties als de IJsboerenfederatie, de zwaar gereformeerde apothekersbediendes, de gecombineerde poeliers van Zetdam (“Dit had allemaal al veel eerder moeten gebeuren’) “Werkeloos kan toch geen schande zijn” zong Jacques Herb daana en vervolgens wenste Van Duin De Groot alvast veel sterkte op kantoor. De schaapherders van Olst zeiden Beeeehhhh, gevolgd door “Uit, uit het spel is uit.”, Vera Lynn (“From the time you say goodbye’). Hij draaide ‘Morgen ben ik de bruid” van Willeke Alberti die uur voortaan overnam en André zong luid mee: “Morgen lig ik eruit”. Naar het einde toe was er een montage van platen met nog meer toepasselijke titels, Het is voorgoed voorbij, Ze namen teder afscheid (van de Zangeres Zonder Naam), Goodbye my love (Demis Roussos), Adio (Corry), Scheiden doet leiden. Van Duin huilde uitbundig op dit alles mee. Tot slot werd de laatste VU meter kapot geschreeuwd en ook meneer de Groot nam afscheid, met een dreigement: “U hoort nog van ons”. Daarna klonk het Dik Voormekaar strijdlied – en dat stopte middenin, zoals dat later met het Wilhelmus zou gebeuren toen Radio Veronica er mee ophield..
De uitzending zou de zender dus nooit halen, via de marifoon kreeg Hans Molenaar, de omroeper van dienst, opdracht het weggevallen programma met een uurtje platen van boord te vullen. Uit solidariteit begon bij met de Dik Voormekaar tune en werd daar later in een directiememootje nog voor op de vingers getikt. “Het was toevallig net het eerste plaatje in het bakje”, zei Molenaar.
De Mol heeft achteraf geen spijt van de beslissing – toen niet, en ook nu niet: “Nee, ik voel me niet als de platenbaas van Decca, die The Beatles afwees, waarna ze elders een grote carrière tegemoet gingen. Ik had ze toch zeker een prachtige kans gegeven op onze zender? Ik vond ook dat ze goede dingen maakten, maar gezien de omstandigheden van toen vond ik het zeker allemaal geen drama om ermee te stoppen”. De grote baas van toen, Guus Jansen, is sinds 2004 met pensioen bij Strengholt. Via zijn personal assistent Merel Wismeijer laat hij afgemeten weten ‘geen interviews meer te geven” en al helemaal niet over deze kwestie.
De tijd heeft alle betrokkenen milder gemaakt. Ferry: “Wat vond ik die De Mol toen een boerenlul, zeg. Nu vind ik hem wel een aardige man, we komen elkaar nog wel eens tegen in Hilversum. Ik heb ooit nog eens tegen hem gezegd, jaren later, toen ik al chef sport radio was geworden bij de NOS: “Als ze mij ook maar de helft zouden flikken van wat ik jou geflikt had, had ik je al drie keer over de omheining getrapt.” De Mol: “En dat siert hem in hoge mate, mag ik wel zeggen. Toen hij baasje werd bij de NOS werd zal hij wel ontdekt hebben dat je er soms niet aan kunt ontkomen om in te grijpen en orde op zaken te stellen.”
Er kwam een leegloop bij Noordzee, behalve Van Duin verdween ook Peter Holland. Het contract van Nico Steenbergen werd niet verlengd. Ook Ferry kon direct vertrekken, maar kreeg tot in april zijn salaris nog doorbetaald. En André ging door waar hij was gebleven met Dik Voormekaar – nadat hij een telefoontje van de NCRV had gekregen dat ze hem daar met zijn programma wel wilden hebben. En ook daar bleef het een spottend, zeg maar gerust snaaks programma: “Bij de NCRV hadden Gert van Brakel, Dik Bikker, Johan Bodegraven het voor het zeggen en die namen we daar weer in de maling. Met Joop van den Ende en John de Mol jr. deden we het veel later opnieuw, na het debâcle van Sport 7 werden ze gefilmd in een schuur met een kip op tafel, dat was dan zogenaamd het kantoor van Endemol. Dat was in feite hetzelfde mechaniek, van de baas en de macht, en die als onderknuppel hard onderuit halen. Maar dat werd weer wat ontkracht, omdat ze zelf enthousiast meewerkten. Ze zouden daar eigenlijk op tegen moeten zijn, dat was beter geweest.” Jammer genoeg gaat het niet altijd als bij Radio Noordzee.
Hoe kijken ze zelf eigenlijk aan tegen de programma’s in die Noordzee-tijd?
“Als ik het weer terughoor vind ik nogal flauw en langzaam”, was de eerste reactie per mail van André van Duin, nadat hij het materiaal van toen voor het eerst sinds jaren beluisterde. “In die tijd maakte je het met een twee-sporenrecorder, je moest als bij stukjes en beetjes aan elkaar monteren. Dat beperkte de mogelijkheden nogal, en het is nogal kaal – veel geluidseffecten gebruikten we toen nog niet. Bij de NCRV kregen we de hoorspelstudio, waar toch niets meer gebeurde, om effecten te maken, bij Noordzee was een asbak en een koffielepeltje het enige geluid dat we zo’n beetje hadden. Dus als je het nu terughoort is het tamelijk pover. Toen sprak Dik Voormekaar bovendien nog erg afgemeten en bekakt, daarna ontwikkelde het karakter zich verder. Dat is met alles zo, als je de eerste Mickey Mouse ziet, die in het tekenfilmpje Stoomboot Willy. Toen was het nog een raar mannetje met dunne beentjes, en als je dan ziet hoe het dan is geworden met diepte, kleur en karakter erin, – een heel andere figuur”.
De Groot: “Mhaah, ik hoef het niet meer terug te horen, ik vind het volledig oninteressant, hoor dingen waarvan ik denk: wat duurt dat en wat duurt dat maar. André: “Och, ik denk dan: hebben we dat zo gedaan, je hoort toch de ontwikkeling die erin zat.” De Groot: “Je moet er in elk geval naar luisteren met de oren van 1973, toen er op dat terrein nog niets helemaal was op de radio. De tijden zijn wel veranderd, de grapdichtheid moet nu veel hoger zijn, er moet constant iets blijven gebeuren. We konden vroeger zes minuten over een getrainde mier ouwehoeren.”
Dik Voormekaar, hoe het verder ging
Vier maanden moesten de luisteraars Dik Voormekaar missen op de radio. Toepasselijk genoeg diende zich op sinterklaasdag 1973 een nieuwe gegadigde aan, en bepaald een verrassende ook: de NCRV. Van Duin was die dag hoogstpersoonlijk gevraagd door NCRV-coryfee Johan Bodegraven, toen hij een keertje optrad in het programma Los Vast op de zaterdagmiddag.
Ferry: “André belde vlak erna en zei: “Ga je mee, dan beginnen we opnieuw? Die dag kon niet meer kapot natuurlijk, want ik zat al twee maanden thuis duimen te draaien. ” Op 4 februari 1974 maakten De Groot (bij de omroep bevorderd tot ‘producer’) en Van Duin vervolgens op zaterdagmiddag hun doorstart. Elf jaar lang zou de Dik Voormekaarshow het bij de NCRV uithouden (wat zomerstops, een naamswijziging naar ‘De Lach of ik schiet show’en een sabbatical year daargelaten).
Dat mag beslist verwondering wekken, want de NCRV gold in die jaren als ‘n hypercorrecte omroep. Beschaafd amusement, orgelspel, ‘samen zingen met Arie Pronk’, Zeskamp op zaterdagavond en een verenigingsraad vol dominees die de programma’s van de christelijke radio- en televisie-omroep moesten toetsen. André: “Toch hadden we alle vrijheid, ach jee en a god mochten we daar niet zeggen, dat waren bastaardvloeken. En verder mocht het niet over het geloof gaan. Dat was het probleem niet, we hadden toch al nooit dingen over geloof of de kerk, dat zijn geen leuke onderwerpen om grappen over te maken. Voor de NCRV was dat eigenlijk het enige criterium.”
Sommige grappen werden in hun essentie ook niet echt begrepen. Nieuwkomer Dikke Leo vertoonde in het programma natuurfilms uit Tirol. Dat waren natuurlijk sexfilms. André: “Dat deden we om eens te zien hoe ver je kon gaan, die luisterraad moest toch een keertje komen zeggen: jongens dit kan niet. Maar volgens mij luisterden de dominees niet echt naar Dik Voormekaar. Op ledenwerfdagen hing er een bord en daar stond op: Dikke Leo, óók NCRV”. Hij lacht smakelijk, “Dat vonden we erg leuk hoor, Dikke Leo, óók NCRV.”
Het Adhd-gehalte van het programma steeg aanzienlijk in dit NCRV-tijdperk. Harry Nak werd een nieuw personage. Hij bestond echt, was ‘een wat droevige saxofonist’ in het orkest van Coen van Orsouw en begeleidde vier jaar lang in de orkestbak de revues waarmee Van Duin door heel Nederland. Van oktober 1977 tot april 1978 kwam er een tv-versie van Dik Voormekaar, 20 afleveringen, gemaakt met handpoppen. Vooral bedoeld voor kinderen, een nieuwe gast werd Liesje Nak (nichtje van Harry) met slechts één zinnetje tekst: “Ik moet plassen”.De winter erop kwam er een vervolg, ‘Van Hot naar Haar met Dik Voormekaar”. Met levensgrote, schuimrubberen poppen – gemaakt door Eric en Ronald Slabbers. Opnieuw stapten nieuwe personages de ‘cast’ binnen; de dames Bep (alias André) en Toos (Ferry) kwamen in de tv-serie goed van pas, want de regisseur had extra typetjes nodig. Weldra waren ze op de radio ook niet meer weg te slaan. Het aantal decibellen steeg zodanig, dat De Dik Voormekaarshow bijna hinderwetplichtig werd. Een keel- neus en oor-specialist uit het Utrechts Medisch Centrum liet op een congres weten dat hij na de dood van Van Duin dolgraag diens strottenhoofd zou willen onderzoeken. Het is wonderbaarlijk – zei hij – dat hij na die harde keelstemmen nog gewoon kan blijven praten. Bep was genoemd naar de vrouw van Theo Rekkers, Toos naar die die van Huub Kok – zijn beide managers in die tijd.
In 1985 vonden Ferry en André het mooi geweest : “De koek is op, ik zou niet weten wat we nog aan nieuws zouden kunnen verzinnen”, legde Van Duin de lezers van de NCRV-gids uit. Na een optreden van André en Ferry bij Kopspijkers in 1999, kwamen evenwel nieuwe aanbiedingen binnen. Na vijftien jaar maakte het programma op 7 oktober 2000 bij de TROS weer een nieuwe doorstart, die op de vertrouwde zaterda nog wel een plekje in de herberg kon vinden voor Dik Voormekaar.
Na twee jaar al liet de zendercoördinator weten geen plek op 3FM meer te kunnen vinden voor deze radio-legende en op 31 mei 2003 was de allerlaatste uitzending. In de jaren erna kreeg Van Duin het druk met tv-werk, maar in 2007 keerde hij terug naar zijn oude liefde: het theater, met een nieuwe revue. Tien minuten werd daarin ingeruimd voor een stukje Dik Voormekaarshow – met Ferry als gast. Een doorslaand succes. “Als ze me 35 jaar geleden hadden gezegd dat we met hetzelfde trucje ooit nog eens in Carré zouden staan, had ik ze voor gek verklaard”, zegt Ferry.
Het bleek de opmaat voor een tv-versie van het aloude radioprogramma. Of eigenlijk: een televisieversie van wat ze daarvoor in het theater hadden gedaan. Vanaf 28 februari 2009 was het twaalf weken te zien bij de TROS. Niet langer met poppen van schuimplastic, maar met André en Ferry als zichzelf, in veelkleurige jasjes. Voor het eerst kon het tv-publiek zien, hoe feilloos de alchemie tussen de twee nog steeds werkt.
Dik Voormekaar, de faam is ‘voorgoed voorbij’
Het is onwaarschijnlijk dat Dik Voormekaar ooit nog op de radio zal terugkeren. Het lijkt erop, dat de uitzending van 31 mei 2003 op Radio 3FM de laatste is geweest. André van Duin zou best weer op de radio willen, dat is het probleem niet. “Het speelt continue door mijn gedachten, maar dan moet wel iemand luisteren. Tegenwoordig zijn er geen stations meer die nog net zo veel beluisterd werden als toen we bij de NCRV zaten. Edwin Evers is de enige met een goede luisterdichtheid, de rest zit in de marge.” Het is vervelend om te concluderen, maar wél waar: op de radio is de faam van de Dik Voormekaarshow voorgoed voorbij. Van Duin & De Groot knikken: “Radiosterren zijn er niet meer. Vroeger waren er mensen als Willem Ruis, Koos Postema, Felix Meurders – van dat kaliber heb je ze niet meer”, zegt Ferry. “Daar zijn de partjes van de koek nu veel te smal voor. Elk dorp met 500 inwoners heeft zijn eigen radiostation, als hobby kun je het nog wel maken, maar dat inspireert niet echt. Ik heb in Hilversum bij de afdeling Gesproken Woord programma’s voorbij horen komen, die 2000 luisteraars per week hadden, dan kun je beter een cassette sturen.”
Als Dik Voormekaar blijft voortleven, zal dat op televisie zijn, misschien op internet. André: “Met tv bereik je meer kijkers dan je vroeger op de radio aan luisteraars had, maar dat is een aflopende zaak. Internet neemt het over, kijk naar Youtube met die astronomische getallen. Daar haal je ook je bereik wel. Bovendien blijft het altijd staan, zodat je op elk moment van de dag kunt luisteren en kijken.Vroeger bleven de mensen er echt voor thuis. Dat heb je nergens meer, ook op tv niet. In het begin was Idols een happening, maar de X-Factor scoort als opvolger maar 1,7 miljoen kijkers, met 16 miljoen Nederlanders ook geen hype, dan. Alleen bij de WK en de EK kun je de volgende dag tegen elkaar zeggen: wat een mooie goal was dat”. De overstap naar internet zou evengoed jammer zijn, zegt André: “Veel grappen waren natuurlijk radio-specifiek. Of we de vorm dan moeten veranderen? Ik weet het niet, daar hebben we nog niet specifiek over nagedacht, misschien kun je daar andere dingen doen. Je mist dan wel mensen die je overal de schuld van kunt geven, bij de radio heb je ‘n directeur of meerdere of de programmaleider.” Daar weten ze bij Noordzee alles van.
Onder: bestel nu de documentaire CD over het “Eerste jaar Dik Voormekaar”, te verkrijgen bij (oa. Bol.com en de Mediamarkt). Met daarin alle hoogtepunten van Dikvoormekaar op Noordzee. Ingesproken door Dik Voormekaar-fan Ron Brandsteder.